AOW en meerdere uitkeringen: Waarom het inkomen niet altijd klopt

Gepubliceerd op 16 januari 2025 om 20:15

AOW en meerdere uitkeringen: Waarom het inkomen niet altijd klopt

De situatie

Na jarenlang hard werken is het voor een cliënt eindelijk tijd om te genieten van een welverdiend pensioen. Maar wat als het netto-inkomen achteraf lager blijkt dan verwacht waardoor je bij de belastingaangifte een onverwachte aanslag krijgt? Dit komt vaak voor bij mensen die naast hun AOW ook één of meerdere pensioenuitkeringen ontvangen. Helaas klopt dit vaak wel en dat kan door verschillende redenen komen. Samen met cliënt hebben wij bekeken wat de hoogte van alle uitkeringen is en heb ik de belastingdruk berekend. Zo was deze cliënt hierop voorbereid en konden we maatregelen nemen.Hieronder leg ik de drie belangrijkste oorzaken uit van de oorzaken van het mogelijke fiscale nadeel (met de cijfers van 2025):

 

1. Algemene heffingskorting (loonheffingskorting)

De algemene heffingskorting is een belastingkorting die het bedrag verlaagt dat je aan belasting moet betalen. Het klinkt simpel, maar hier gaat het vaak fout:

Dubbel gebruik van de korting:

Bij de aanvraag van AOW of pensioen wordt gevraagd of de loonheffingskorting moet worden toegepast. Als je “ja” aangeeft, krijg je een hogere netto-uitkering. Maar je mag deze korting slechts één keer toepassen, ongeacht hoeveel uitkeringen je ontvangt. Als meerdere instanties deze korting toepassen, wordt er te weinig belasting ingehouden, wat leidt tot een aanslag bij de belastingaangifte.

Verlaging bij hoger inkomen:

Bij een verzamelinkomen boven € 28.406 wordt de algemene heffingskorting geleidelijk verlaagd. Wanneer elke uitkering afzonderlijk onder deze grens ligt, maar het totaal erboven, houden de instanties te veel korting aan. Hierdoor betaal je uiteindelijk te weinig belasting. De algemene heffingskorting bedraagt maximaal € 1.536 per jaar en neemt af met 3,170% per euro inkomen boven € 28.406.

 

2. Progressieve belasting

In Nederland geldt een progressief belastingstelsel. Hoe hoger je inkomen, hoe meer belasting je betaalt. Het inkomen uit AOW en pensioen valt in box 1, waar de volgende tarieven gelden (geboren na 1946):

€ 0 - € 38.441 : 17,92%

€ 38.441 - € 76.817 : 37,48%

€ 76.817 en hoger : 49,50%

Waar gaat het mis? Als alle uitkeringen van iedere instantie lager zijn dan € 38.441, dan wordt 17,92% belasting ingehouden, terwijl het totaal van alle uitkeringen veel hoger kan zijn waardoor over het meerdere 37,48% of zelfs 49,50% zou moeten worden betaald.

 

3. Ouderenkorting

Naast de algemene heffingskorting is er ook een ouderenkorting. Dit is een extra belastingkorting voor mensen met AOW-leeftijd, maar ook hier kunnen complicaties ontstaan:

De korting bedraagt maximaal € 2.035 per jaar.

Bij een inkomen hoger dan € 45.308 wordt de korting verlaagd met 15% per extra euro.

Boven een inkomen van € 58.875 vervalt de korting volledig.

Ondanks dat deze korting niet per maand wordt verrekend benoemd ik deze wel. Want deze korting zou het belastingnadeel kunnen verzachten.

 

De oplossing

Het ontvangen van meerdere uitkeringen naast de AOW kan financiële verrassingen opleveren. Om dit te voorkomen, is het belangrijk om:

  1. De loonheffingskorting maar bij één instantie toe te passen of helemaal niet (een eventueel tekort volgt dan terug bij de aangifte).
  2. Een overzicht te maken van je totale inkomen, zodat je weet in welke belastingschijf je valt. 
  3. De mogelijke verlaging of het vervallen van de ouderenkorting mee te nemen in je berekeningen.
  4. Een voorlopige aanslag aan te vragen.

 

Wil je meer weten over hoe je dit kunt optimaliseren? Houd mijn blog in de gaten, waar ik binnenkort uitgebreider in ga op de ouderenkorting en belastingplanning voor gepensioneerden.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.